Beeldenroute
Over het ontstaan en de betekenis van de beeldenroute Borsele
Het begin van de beeldenroute Borsele ligt in de cultuurnota die de gemeente in januari 1989 uitbracht.
Beleidsmedewerker cultuur Rinus Knuit kwam bij de voorbereiding van de nota met een idee, dat in goede aarde viel. In elke kern van de gemeente zou een beeld komen, gemaakt door één van de professionele kunstenaars uit Borsele. Dat zou de kern een extra herkenningspunt geven, bijdragen aan de verfraaiing van de omgeving en een laagdrempelige bijdrage zijn aan de integratie van kunst in de samenleving.
Op die basis werd in gestaag tempo in elke kern een beeld gerealiseerd, te beginnen met Heinkenszand, waar in 1991 bij het nieuwe gemeentehuis het beeld ‘Op Deltahoogte’ van Martin McNamara werd onthuld. Vijftienduizend gulden was het budget, dat in latere tijden naar € 10.000,- is verhoogd. In nauwe samenwerking met de gemeentelijke afdeling Woonomgeving kon los van dit bedrag ook het gebied of de plek waar een kunstwerk zou komen worden aangepakt. Het kunstwerk en de inrichting en beplanting van het terrein verhoogden zo de kwaliteit van de openbare ruimte.
Beeldenroute Borsele
Net als alle volgende beelden lag de verantwoordlijkheid voor de formulering van de opdracht en de selectie van de kunstenaar bij een onafhankelijke commissie van een drietal deskundigen die niet in de gemeente Borsele woonden.
Het gezelschap bestond uit Leon Riekwell, coördinator beeldende kunst gemeente Vlissingen, Ineke Spaanders, directeur Zeeuws Museum en Ton van den Berge, galeriehouder uit Goes. Steeds was er ook de inbreng van een tweetal vertegenwoordigers van de dorpsraad uit de kern waar een beeld zou komen. In 1995 trad Leon Riekwell terug, zijn plaats werd ingenomen door Henk Koch, directeur van de Zeeuwse Culturele Raad. In 2002 werd Ton van den Berg opgevolgd door Katrin Ginsberg, directeur van het Centrum voor Beeldende Kunst Zeeland. De adviescommissie gaf ook aan welke locatie in de kern het meest geschikt zou zijn om van een kunstwerk voorzien te worden.
Steeds konden meerdere kunstenaars op een opdracht inschrijven. Het adressenbestand van de Zeeuwse Culturele Raad waarin alle professionele beeldende kunstenaars waren opgenomen, omvatte negen Borslese kunstenaars. Drie vanhen hadden geen ervaring of affiniteit met het maken van beelden, zodat er zes kunstenaars overbleven die één of meer beelden hebben ontworpen:
Paul Bartels (1), Wies de Bles (4), Iris de Leeuw (1), Sander Littel (4), Martin McNamara (3) en Hans de Win (2).
Elke kunstenaar die inschreef kon in een algemene presentatie haar of zijn uitgangspunten toelichten, waarna één van hen de opdracht kreeg om 1 of 2 globale ideeënschetsen te maken.
Artistieke kwaliteit was het belangrijkste selectiecriterium. Daarnaast speelde het streven mee in de beeldenroute een gevarieerd beeld te tonen van het werk van de Borselse beroepskunstenaars.
Idealiter zou dat leiden tot minstens 2 beelden per kunstenaar. Paul Bartels en Iris de Leeuw zijn echter elk maar met 1 beeld vertegenwoordigd omdat zij enerzijds geen belangstelling meer hebben getoond voor het maken van een kunstwerk en anderzijds de adviescommissie de ingezonden ontwerpen van andere kunstenaars geschikter vond om in een betreffend dorp te plaatsen. Dat leidde er vanzelf toe dat er van anderen meer werk is te zien.
Wanneer de ideeënschetsen door de adviescommissie akkoord waren bevonden, presenteerde de kunstenaar ze tijdens een bijeenkomst met de bewoners. Bij zo’n gelegenheid kwamen suggesties vanuit de dorpsgemeenschap aan bod en werden de mogelijke locaties voor het kunstwerk besproken.
Vervolgens kon de kunstenaar aan de slag om voor de gekozen locatie een ontwerp te maken, dat opnieuw aan de commissie en de vertegenwoordiging van de dorpsgemeenschap werd vorogelegd. Pas daarna stelde de commissie een definitief advies op voor het verlenen van een opdracht, op basis waarvan het College van Burgemeester en Wethouders een formeel besluit kon nemen. Het traject van inschrijving tot aan oplevering vroeg meestal een jaar.
Nu alle 15 kernen van de gemeente Borsele een kunstwerk hebben gekregen is het tijd voor het opmaken van de balans. Het samenspel tussen gemeente, adviescommissie, kunstenaars en bewoners heeft geleid tot een evenwichtige en inspirerende staalkaart van beeldende kunst in de openbare ruimte. Plekken zijn gemarkeerd, verhalen zijn vastgelegd. Soms zijn er plaatsen voor ontmoeting gecreëerd, soms zijn de beelden meer gericht op het individuele stilstaan bij de relatie tussen hier en nu, het verleden en de toekomst. Elk beeld omvat een scala aan waarnemingen en gedachten en nodigt uit om aan de ervaringen van alledag iet toe te voegen dat kenmerkend is voor mensen en voor kunst: bewustzijn.
Bewustzijn van de geschiedenis die aan ons is voorafgegaan, bewustzijn van onze plaats in het geheel, in tijd en in ruimte. ‘Wankel Evenwicht’ was de gedachte de aan die totale beeldenroute werd meegegeven. Een verwijzing naar het steeds opnieuw vinden van de relatie tussen mens en wereld. Kunst kan een bijdrage leveren aan die zo wezenlijke balans, door het vormgeven aan ideeën en ervaringen en door het uitnodigen tot verwondering en reflectie. Dan moet wel aan een voorwaarde worden voldaan: je moet geboeid worden door wat je ziet. Wat mij betreft is ook in dat opzicht ‘Wankel Evenwicht’een geslaagd project.
Nico Out, januari 2008